Jump to the content of the page

Fysieke principes van magnetisch-inductieve meting

Met de magnetisch-inductieve methode kan het ferrietgehalte snel en niet-destructief worden bepaald volgens de Basler-norm en DIN EN ISO 17655. Zo kunnen bijvoorbeeld lasnaden op austenitisch staal ter plaatse worden gecontroleerd en indien nodig gerepareerd.

Dit is hoe de meting werkt

De sonde Om het ferrietgehalte te meten bestaat uit een ijzeren kern waaromheen een exciterspoel wordt gewikkeld. Door deze spoel stroomt een laagfrequente (168 Hz) wisselstroom. Hierdoor ontstaat een wisselend magnetisch veld rond de polen van de ijzeren kern.

Wanneer een van de polen van de sonde een stalen onderdeel nadert, versterken de ferrietkorrels in het staal het wisselende magneetveld. Een meetspoel registreert deze toename als spanning. De grootte van het spanningsverschil is afhankelijk van de magnetiseerbare component in de kristalstructuur. Daarom kan deze methode geen onderscheid maken tussen deltaferriet en deformatiemartensiet.

Hier is waar u op moet letten tijdens de meting

Het magnetisch veld van de spoel verspreidt zich ongeveer 2-3 mm rondom de pool van de sonde, zowel naar de zijkanten als in de diepte. Dit betekent dat een ongeveer kegelvormig deel van het monster wordt beschouwd. De methode laat geen conclusies toe over de verdeling of de accumulatie van het deltaferriet in het materiaal. En het kan ook gebeuren dat de resultaten van de magnetisch-inductieve methode sterk afwijken van een metallografische bepaling, omdat deze methode alleen de oppervlaktedistributie van het ferriet vastlegt. 

Jump to the top of the page